Wanneer we een willekeurige schobbejak in een Nederlandstalige provinciestad zachtjes bij de enkels vastnemen en er middels de middelpuntvliedende kracht de essentie uitzwieren als waren we een bovennatuurlijke en metafysische literaire hamerslingeraar, dan zou na zorgvuldig inkoken en distilleren in de meerderheid van de gevallen blijken dat deze persoon een uitermate grote voorkeur heeft voor het werk van Jeroen Brouwers.
Om maar te zeggen dat het buiten kijf staat dat deze schrijver, die ons helaas in stoffelijke vorm heeft verlaten, een ontroerend en onwaarschijnlijk degelijk oeuvre heeft nagelaten, dat erg de moeite loont om te verkennen middels het te lezen en erover te spreken met kleuters, demente bejaarden en hyperintelligente neerhofdieren.
In dit boek snijdt Brouwers hout van de ontreddering, ontmenselijking en de frustratie van het levenseinde in het Westen. Hij brengt hier een bewustzijnsstroom van E. Busken, een trillende, schokkende en incontinente bejaarde (misschien een fantast - getuige de passages waarin hij als een soort van Nederlandse Forrest Gump overal opdook in diverse kringen, gaande van koninklijke recepties tot academische zittingen) die weigert te communiceren maar wel voortdurend heel erg kwaad is over de manier waarop hij behandeld wordt.
Er is verzuring, verlangen naar het verleden, woede over het heden en onbegrip, bergen onbegrip:
Sorry, ik wist niet. Uw hand daar, wou u het fluitje pakken? Ben ik precies op tijd. Rijd ik u gauw naar binnen. De stoel ontgrendeld, voel ik me zwevend bewegen. Zo oud van dagen als ik ben, de leeftijd der zeer sterken nabij of voorbij, dat zal wel ergens zijn na te slaan, wordt ik opnieuw door iemand voortgeduwd zoals toen alles nog moest beginnen en op de vlieringen waar het ritselt zingt iemand rije rije rije in een wagentje.
Dit is de zwanenzang van een alcoholische intellectueel (classic Brouwers natuurlijk), die van zijn leven een rommeltje heeft gemaakt (vintage Brouwers natuurlijk), de naam van zijn kind is vergeten en niet meer voor zichzelf kan zorgen.
Voorheen herculisch van gestalte, een zuil van mannelijke welgeschapenheid, een streling voor mijn oog als ik mezelf naakt in de spiegel aanschouwde, mijn geslachtsdeel opgericht, mijn biceps en dijen zoemend van kracht, ben ik als persoon nog wel dezelfde, maar thans winkelhaakvormig en niet eens meer in staat om rechtop mijn gecraqueleerde half kale kop te zien in de spiegel boven de wastafel in de toiletcel in de mij toegewezen enclave in dit oord waar ik wederrechtelijk in hechtenis wordt gehouden.
Eigenlijk is dit dus ook een heel modern pleidooi om er alles aan te doen om het levenseinde in een fysiek gezonde toestand aan te vatten, al was het maar om de verschrikkelijke miserie die Brouwers hier beschrijft zo lang mogelijk of zelfs volledig uit te stellen.
Ik ben verplaatst naar zulke lang geledens, zo ver weg, dat ik er nooit meer kom. Ergensoorden in mezelf waar alles dacht ik voorgoed was verzonken, toegedekt, begraven als oud vlees zoals weldra het mijne, dat duurt niet lang meer. We kunnen proberen al die dingetjes onder hypnose op te graven. Dingetjes. Drie lettergrepen, negen letters. Kapelaan Vliegenthert zanikt: U moet niet almaar zo aan de dood denken, beste meneer Busken. U moet het zo zien, kijk. Stemmen. Geluiden. Vogels boven de zee vol vissersprauwen. Een vogel komt hierheen en duikt verschillende keren naar iets in de lucht, maar krijgt niet in zijn snaveltang wat hij wil hebben om door te slikken, iets kleins en fladderends dat steeds in alle richtingen weet uit te wijken, ik zie pas wat het is als het vlak bij mij uit het zwerk komt vallen. Als de platte schedel van een stenen reus ligt in het zwart een zwarte kei waar de golven op stukslaan, omheen en overheen spoelen, zijn er geen golven en het waait dan verzamelt het zand zich er tegenaan en bovenop, zodat je erover kan struikelen als je niet uitkijkt waar je rent.
Net zoals eender welke andere roman kan men dit zonder voorbehoud aanbevelen voor eenieder die lezen kan.
Comments