top of page

Veronderstellingen - Annelies Verbeke

In de aanbevelenswaardige podcast Drie Boeken van Wim Oosterlinck was in aflevering 105 Annelies Verbeke te gast. Zij debuteerde in 2003 met de roman Slaap! en schreef daarna nog een aantal andere romans. Dat klinkt misschien wat pejoratief maar dat is niet zo bedoeld, mensen die van hun pen kunnen leven in ons taalgebied moeten gekoesterd worden en getrakteerd op broodjes met krabsla.


In de podcast sprak ze haar liefde voor kortverhalen uit maar ook haar forse frustratie over het feit dat dit heden ten dage nog steeds een wat als minderwaardig genre wordt gezien door de goegemeente (in ons taalgebied - in de Angelsaksische wereld staan kortverhalen wel hoger aangeschreven). Ze had het ook over deze bundel (denk ik) en dat ze het nogal schandalig vond dat die minder serieus genomen werd dan haar ander werk.


Het moet gezegd dat ik er zelf ook mee worstel. Een kortverhaal is per definitie kort, dus wat dat betreft zou het perfect in de tijdsgeest moeten passen van hap-slik-weg consumptiegedrag, maar die lengte is bedrieglijk. De diepgang van een roman kan je op een beperkt aantal bladzijden niet opbouwen, dus alles moet beknopter, subtieler.


Vandaar wellicht dat ik in de eerste helft van Veronderstellingen een bwa-gevoel had. Het klikte niet en kwam geforceerd over. Waarom dat geleidelijk aan verdween is moeilijk uit te leggen. Het feit dat de verhalen onderling verbonden zijn speelde zeker mee. Door verschillende perspectieven van eenzelfde situatie te belichten voegt Verbeke subtiele lagen toe aan een vlechtwerk van levensverhalen.


Inhoudelijk is het moeilijk om (be)grijpen. Hetzelfde had ik met de kortverhalen van Raymond Carver. Over What we talk about when we talk about love schreef ik:

het kostte ondanks die hapklare brokken toch wat tijd om hier 'in' te geraken. Je leest zo'n paar verhaaltjes en denkt: 'wat is dit nu?'. Het woord dat vaak in me opkwam was: 'vignette' (a short descriptive literary sketch / a brief incident or scene (as in a play or movie)). Het spreekt voor zich dat je binnen de beperkte ruimte van een kortverhaal als auteur de literaire verf niet met dikke klodders op een gigantisch canvas kan kwakken, er is immers weinig tijd en plaats. Het moet dus beperkter en subtieler. En dat is het ook.
Kleine schijfjes leven, momentopnames, scènes waar toch vaak een heel leven in vervat ligt. Vaak stopt het verhaal ook redelijk abrupt, wat de eigen fantasie prikkelt. Deze auteur had een zeer fijngevoelig psychosociaal observatievermogen, want de interacties tussen zijn personages, de dialogen ook, voelen altijd juist aan.

Een gelijkaardig gevoel had ik hier, met een betrekkelijk nihilistische ondertoon. De levens die hier beschreven worden zijn vaak mislukt of aan het mislukken, het leven slaat de personages als een ontdooide zalm in het gezicht en ze weten van geen hout pijlen maken.

Enkele voorbeelden, die ook de droge humor van Verbeke illustreren:

Samba observeert de mensen vanaf een bank. Hun bestaan stoort haar intens. Hoe ze zichzelf proberen te kalmeren. De toosts, de volgehouden vriendschappen, de gesmolten kazen in hun picknickmanden. Ze gelooft hen niet, gelooft niet dat de lelijkste vrouw in het park in staat is op haar kapsel te vertrouwen, de spast op zijn talenten, de pubers op hun jeugd. Ze denkt hun geheimen te kennen; de huilbuien op het toilet, de verrekijker, het vreemdgaan in dromen, de garagebox, wie van wie tegen wie heeft gezegd dat die stinkt.

Dan verder in hetzelfde verhaal, een voorbeeldje van bekrompen verkavelingsVlaanderen:

Est-ce que je peux vous aider?’ vraagt een kalende veertiger met een Vlaams accent. Samba verbaast zich erover dat ze hem niet heeft horen naderen. Hij draagt teenslippers en een driekwartshort in parachutestof; hij moet geluid hebben gemaakt toen hij van het huis op haar af stapte. Achter het raam ziet ze de contouren van een vrouw, die met de kin in de lucht en de handen in het afwaswater, de successen van haar man afwacht. 'Tu me comprends?’ vraagt de man, omdat ze te lang met antwoorden heeft gewacht. Hoewel ze hem nu geringschattend taxeert, blijft hij vragen op haar afvuren. ‘Madame …’ zegt hij, articulerend als tegen een doofstomme bejaarde, ‘Qu’est-ce que tu fais ici?’ En daarna: ‘You speak English?’ ‘How did you come here?’ Het komt in haar op hem in gebroken Engels te antwoorden dat ze met een lek, overladen bootje een oceaan is overgestoken. Dat ze het heeft overleefd door zich te voeden met dode opvarenden. Dat ze sindsdien verslaafd is aan mensenvlees.

Interessant aan deze bundel is ook de pleiade aan personages waarin Verbeke de lezer meeneemt: oude homoseksuele travestieten, mislukte kleine zelfstandigen, gefrustreerde geadopteerde afrikaanse jongedames, en ook mentaal minderbedeelde containerparkwerknemers:

Het was goed dat Kenneth Selleslaghs er de dag voordien op was gewezen dat recyclageparken het brein tot rust brengen, want nu voelde hij het ook. Bij de nog nagenoeg lege containers heerste de gemakzuchtige gelatenheid van laat maar komen en er kan nog meer bij. Bij de volle containers hoorde het vermoeid maar tevreden soort rust dat ontstond nadat iets was volbracht. En dat terwijl hij het hier de eerste twee maanden van zijn werkende leven vooral lawaaierig had gevonden, en onveilig. ‘Het opruimen’, had de kleine ronde zigeunervrouw in gebroken Nederlands samengevat, ‘schept rust.’ Ze legde uit dat ze dat kon weten omdat ze schoonmaakster was en dus hetzelfde deed als hij, alleen kleinschaliger. ‘Onderschat je beroep nooit’, had ze gezegd. ‘Je hebt meer in je macht dan je denkt.’ Daarna was ze achterwaarts van hem weg gestapt, geheimzinnig grinnikend. Ter hoogte van de container met steengruis was ze in haar Fiat Panda geklommen en weggereden.

Conclusie: life is a bitch:

Toen hij weer een normale gelaatskleur had, wandelde hij de trap af, klopte beneden op de deur naar de woonkamer en ging naar binnen. De vrouw stond te strijken voor de televisie, door een grote glazen schuifdeur gescheiden van haar man, die in de regen, wild, en met een overdreven warme anorak aan, de haag stond te snoeien. Gregory beet op zijn onderlip. 'Beste mevrouw, ik wil u niet storen, maar weet u waar wij iets te eten kunnen vinden?’ De vrouw ontdekte meteen weer een pluisje op haar trui. ‘Het restaurant dat wij altijd aanbevelen is dicht’, zei ze. ‘Er is een pitazaak in het dorp. Of wilt u brood? Als brood volstaat, dan kan ik u meteen wat brengen. Brood en geitenkaas en bosbessenjam? En krabsalade. Krabsalade? Het spijt me dat ik u niet beneden uitnodig, maar de sfeer is hier niet opperbest, zoals u misschien hebt gemerkt.

Wat drink je daarbij?

Veel.

 

Ik las dit boek trouwens gratis op mijn telefoon via Cloudlibrary, een handige manier om digitale boeken te ontlenen. Vraag ernaar in je favoriete bibliotheek! Zou ook op bepaalde e-readers moeten werken.

23 views

Recent Posts

See All
bottom of page