top of page

De renner - Tim Krabbé

  • Writer: Bavo Van Eyken
    Bavo Van Eyken
  • Mar 17
  • 2 min read

Ik ben geen renner. Soms loop ik, maar rennen probeer ik te vermijden. Af en toe breekt de drang om door de regen te rennen wel als een karbonkel door de huid der verwachtingen, maar het is een kwestie van kleinburgerlijke zelfdiscipline om daar dan aan te weerstaan.


De renners waarvan sprake in dit boek zijn in mijn ervaring meestal bonenstaken met tronies om sperziebonen op te splijten, kuiten om arduin mee te klieven, en een sterke neiging tot zelfkastijding.


Ik bedoel: ik ben geen amateurwielrenner. Desalniettemin, en dat is wellicht ook de reden dat dit boek zo populair blijft, heeft Krabbé de gave om zijn passie zo overtuigend over te brengen dat je geneigd bent jezelf spoorslags naar de dichtstbijzijnde wielerboer te begeven om een degelijk stalen ros aan te schaffen om tenminste eens te proberen of je één morzel van de doorzetting bezit die nodig is om te doorstaan wat hij in dit schone boekje beschrijft.


Met dichterlijke schwung neemt Krabbé ons mee op één amateurrace ergens in Frankrijk, in afzien, zweten, doodgaan en weer doorgaan, en tactiek en politiek en zoveel meer, en om de zoveel kilometer in zijn relaas lardeert hij het verhaal met wieleranekdotiek waar de gemiddelde liefhebber het vocht van in de laarzen voelt stijgen.


Doordrenkt van het zweet petje af voor deze beknopte parel van de (wieler)literatuur.


Obligate quotes:


Jean Graczyk sneed iedere avond een aardappel doormidden en ging liggen rusten met de helften op zijn ogen. Gabriël Poulain sloeg zijn spaken plat. De gebroeders Pélissier trainden alleen met de wind mee (soms duurde het jaren voor ze weer thuis waren). Boutonnet rijdt met een twaalf. Coppi liet zich na Touretappes de trappen van zijn hotel op dragen. Rivière deed helium in zijn banden. Poulain zakte door zijn wielen.

Als men Anquetil verboden had bij beklimmingen zijn bidon in zijn achterzak te doen had hij nooit de Tour de France gewonnen.

Kilometer 110-111. Het bos heeft zich weer gesloten. Drie kanshebbers nog, de wedstrijd is zijn laatste uur ingegaan. Kléber op kop. Nog vier kilometer naar de top van de Aigoual. Ineens weet ik dat ik ga demarreren. De beslissing overrompelt me. Zoals je 's ochtends eindeloos kan overwegen of je zal opstaan en ineens sta je naast je bed. Dan is je lichaam opgestaan, en jij zat erin.




Comments


bottom of page