top of page

Het verzonkene - Jeroen Brouwers

Zeer dun boekje van Brouwers uit 1979 waarin hij in korte hoofdstukken terugblikt op zijn tijd in Nederlands Indië, tot aan de inval van het Japanse leger, en dus voor zijn tijd in het Jappenkamp.


Het zijn voornamelijk herinneringen uit zijn meest prille jeugd, en bespiegelingen die hij heeft tijdens het terugblikken. Niet alleen krijg je als lezer inzicht in de kiem van een belangrijk deel van zijn oeuvre, je kijkt ook - zoals zo vaak en zo vaak zo geniaal bij Brouwers - diep in het binnenste van wat hij hier van zijn ziel openbaart: hoe hij onbeheersbare driftbuiten en woede-aanvallen heeft en dan door zijn moeder in koud water wordt ondergedompeld.


Wie Brouwers leest kent die onbehouwen woede, maar tegelijk ook de pijnlijke kwetsbaarheid van een onbegrepen kind met kunstenaarsziel:

In deze geluiden is onbedreigdheid en vrede. Ik hoor het schijnen van de maan. Ik hoor het ontstaan van een ei in een vogel. Ik hoor het groeien van bomen. Soms regent het. Van de avondgeluiden maakt ook vioolspel deel uit. Dat is mijn grootvader die op zijn Guarnieri speelt. Ik denk weleens: dit mengsel van geluiden, dat ik hoorde tussen schemering en nacht, voordat ik onder zeil ging, vóór mijn derde jaar, sluimergeluiden, droomgeluiden, de geluiden van de stilte, dat is tempo dahoeloe. De geluiden van Goudland. Atlantis is nog niet verzonken.

Hier lees je al wat kiempjes die in zijn meesterwerk De Zondvloed tot volle wasdom komen, en in volgend citaat die tot droefheid stemmende eenzaamheid en onbegrepenheid:

De herinnering aan deze filmvertoning is dezelfde als aan het feit dat diezelfde avond voor het eerst in mij het angstbesef opkwam: vervreemd te zullen zijn, vanaf die avond voor de rest van mijn leven; verdwaald in verschillende werelden; niet thuis op de plaatsen waar ik zou zijn, stikkend in heimwee naar de plaatsen waar ik ook niet thuis ben geweest en die geen enkele herinnering aan mij bewaren; verstrengeld in een taal, of in taaltermen, die ik niet zou verstaan en waarin ik mij niet zou kunnen uitdrukken, terwijl de taal die ik zou spreken door de anderen niet zou worden verstaan en gesproken.

Even verder:

Ik hier in mijn afgelegenheid. Mijn moedeloosheid om mooie dromen die niet ten einde worden gedroomd.

Als iemand met een slecht geheugen blijf ik me erover verbazen hoe goed Brouwers zich zijn vroege jeugd herinnert, zoals hier wanneer hij nog een kleuter is:

Om zijn zalfwitte woorden niet te horen begin ik het driftig samendrukken van mijn krachten van gekreun te voorzien. Ik krijg het visioen van water, waarin toch vuur brandt, dat vuur ben ikzelf, ik weet wat er binnen enige ogenblikken zal gebeuren en ik zal het uitschreeuwen van haat: misschien is dat 'de duivel'.
Mijn vader steekt zijn handen naar mij uit, en al wil ik het niet, ik begin met mijn vuisten om mij heen te maaien, al wil ik het niet, ik begin hem krijsend te slaan, al wil ik het niet, ik sla hem de boot van zijn hoofd. Integendeel, ik wil hem omhelzen, mijn liefde voor hem is zo groot als ik zelf ben, en hem zeggen alle woorden die ik al kan spreken, opdat niemand in mij wone dan u alleen, maar ik kan het niet. Ik kan het niet. Bezield van liefde, kan ik mijn liefde niet uiten, of ik blijk het te doen in een taal die niet wordt begrepen, ik sta aan de verkeerde kant, mijn liefde gaat verloren.

Deze roman maakt deel uit van zijn Indië-trilogie, samen met Bezonken rood en De Zondvloed en is een kleine maar fijne must-read voor elke lezer die naam waardig.


De versie die ik las heeft wel één van de lelijkste covers uit de geschiedenis van de mensheid. Dankzij de bibliotheek van Sint-Amandsberg moet ik zo'n gedrocht niet in mijn eigen boekenkast dulden, maar kan ik het binnenkort gewoon terugdragen zodat anderen zich erover kunnen verbazen dat er eind jaren 1970 blijkbaar blinde grafisch ontwerpers aan de bak konden in het uitgeverswereldje.

1 view

Comentarios


bottom of page