Dit is het eerste boek dat ik van deze Vlaamse schrijfster lees, en ik vind het geen goed boek. Ik vind dit een verwarrend en doelloos ersatzsprookje, de setting is bizar (een kasteel met hofdames, lakeien en gerechten van honderden jaren geleden, maar ook trams in een nabijgelegen stad), de psychologie van de personages is tegelijkertijd slordig en karikaturaal en overtuigde mij geen moment. En op het einde is er een tenenkrullende apotheose waarin het 'meesterbrein' als een slechterik uit een b-film zijn plannetje uitvoerig uit de doeken doet.
De stijl viel op zich nog mee, maar er zaten toch een aantal onuitstaanbare metaforen in, en op geen enkel moment voelde ik mij betrokken bij het wedervaren van de uit clichés opgetrokken personages.
Ik heb het boek The subtle art of not giving a fuck niet gelezen maar dat was exact wat ik voelde wanneer ik dit las.
Oordeel zelf:
Enkele uren later komt het jongetje weer naar buiten. Op blote voeten spurt hij als een gek het veld in, en raast de brug op. Ik spring voor hem en vraag wat hij aan het doen is. Hij vertelt haastig dat hij kastanjes heeft ontbolsterd en in de brandende kachel heeft gelegd. Na een tijdje springen ze op en zeggen ze plof. Dat vindt hij grappig. Je handen zitten vol stekels, jongetje, die krijg je er nooit meer uit. Probeer daar maar eens een meisje mee te omhelzen.' 'Pffft.' De jongen lacht. 'Wat doet die rat bij jou?' 'En een brandende kachel is bijzonder gevaarlijk, het hele huis kan afbranden, je kan doodgaan...' 'Waarom zou ik sterven,' protesteert de jongen. Hij bijt op zijn nagels, springt op en wil weer weglopen. Ik grijp hem bij de arm. Dwing hem weer te gaan zitten. 'Jij kunt niets voorzien, beste jongen,' zeg ik. 'Ik wel.' Ik kom eraan, Ada. De jongen begint met zijn grijze vingers tussen zijn tenen te spelen.
of nog:
Zonder een woord te wisselen weken zij van het hoofdpad. Ze volgden de gracht een eind, sneden snel door de grasvlakte tot ze bij de boomgaarden kwamen, waar alle bomen kaalgeplukt stonden te verkleumen. De koude beet in zijn droge wangen, zijn oren tuitten. Opeens gaf Boris zijn paard de sporen en ging in de richting van de stallen. Carls paard draalde even bij een kale struik, nerveus op de grond stampend, het rukte met gele tanden aan het gras. Tussen ijsschotsen op de vijver dreef een enkele zwaan, arm in arm met haar spiegelbeeld. Het paard snoof nog eens, en ging dan Boris achterna.
Verkleumende bomen en zwanen arm in arm het hun spiegelbeeld:
Comments